Het mes in jezelf - vervolg |
Interview Carine Damen | Foto Amke |
Hoe kan De Waal verder nog leven met een zo sombere kijk op het leven? “Het leven is lijden,” lacht de schrijver. “Ik ben een echte, Nederlandse tobber. Maar er gloort heus wel hoop, in zelfkennis en reflectie. En die put ik uit boeken.” Toen François de Waal nog een onzeker jongetje was dat op school gepest werd en thuis genegeerd, greep hij lukraak een boek uit de kast van zijn vader. Gerard Reve. “Die man heeft mij gered. Reve liet mij zien dat een homo slim, grappig, getalenteerd kan zijn.” Hoewel zijn ouders zijn homoseksualiteit wel accepteerderen, voelde De Waal zich toch altijd een buitenstaander. “Ze hadden natuurlijk liever een heterokind gehad. En dat snap ik ook wel. Ik ben opgevoed in een heterowereld, alles was altijd hetero om mij heen. Ik kan me goed voorstellen hoe het is om hetero te zijn. Dan had ik gedacht: wat doen die homo’s raar!” Ook later, toen hij volwassen was, en De Waal zich evenmin in de homoscene bleek thuis te voelen, waren boeken voor hem een medicijn tegen de eenzaamheid. “Door lezen doe ik ideeën op en dat geeft mij intellectueel plezier. Ik heb alles van Rudy Kousbroek gelezen. Kousbroek zet alles op zijn kop. Door hem leerde ik dat alles in de werkelijkheid perceptie is, alles is interpretatie. ‘In literatuur,’ schreef Kousbroek, ‘wordt altijd wel een of andere emotionele verminking uitgediept. Daarom bevat een literair boek een element van bevrijding, en dat is nu precies wat in massalectuur ontbreekt. De gangbare bestseller bevestigt de mensen in hun infantiele gevoelsleven.’”
Gelukkig zijn is iets wat je
zelf in de hand hebt,” schrijft De Waal. “Het heeft niets te maken met
dingen buiten je en bijna alles met dingen binnen in je. Geluk is niet de
afwezigheid van problemen, maar dat je gelukkig bent ondanks je problemen.
(-) Het gaat om de blik waarmee je kijkt.”
Na het boek drie keer gelezen
te hebben, kreeg De Waal inzichten. “Ineens zag ik hele panorama’s.”
Sindsdien heeft hij het tientallen keren aan vrienden cadeau gegeven, maar
de meesten konden er niets mee. “Ze lazen het, en begonnen meteen daarna
aan Dan Brown. Ik was verbijsterd. Ze zagen niet dat boeken je de sleutel
geven van deuren die de wereld voor je openen. Dit was de sleutel tot de
grootste deur. En ze wilden het niet weten. Toen zij een vriendin tegen
me: François, voor jou is het acht uur ’s morgens, jij bent wakker. Voor
hen is het vier uur. Laat ze slapen!” |
‘Vergelijk het met een enorme bal lucht die je met grote kracht onder water houdt. Als die bal knapt, is er niets meer waarachter je jezelf kunt verbergen.’
En zo ontstond
het boek Vijftig manieren waarop ik mijn leven verpestte.
“Persoonlijke groei is noodzakelijk,” schrijft de Waal in de inleiding.
“Zonder dat ga je langzaam dood. Het is de enige manier om vrede te vinden
in dit leven.” Nog steeds krijgt hij iedere dag e-mails van mensen die
iets hebben gehad aan het boek.
“In december
1986 zat ik dus werkloos thuis. Ineens ging de bel. Voor de deur stond een
dikke man zonder sokken aan en met een gat in zijn ene schoen. Dat was
Theo van Gogh, maar dat wist ik niet, want hij was toen totaal onbekend.
Hij kende mij ook niet, maar kwam me toch feliciteren, omdat ik in opstand
was gekomen tegen die politiek correctie kliek. Geweldig was dat. Ook Van
Gogh was een waarheidszoeker.” Nog steeds vindt De Waal het moeilijk om zijn leven niet te verpesten. “Het is net zo moelijk als Chinees leren. Zodra er iets tegenvalt, val ik terug op het Nederlands.” François de Waal: Vijftig manieren waarop ik mijn leven verpestte en hoe jij dat kunt voorkomen. Scriptum. €16.
|
Terug |