Papa, ik mis je zo

volkskrant5000 Nederlandse kinderen verliezen per jaar een ouder door de dood. Regelmatig organiseert Stichting Achter de Regenboog een weekend waar 20 vrijwilligers met 30 kinderen praten over emoties en doodgaan. Knutselen, spelen en luisteren als medicijn.

De moeder van Sander en Bregje is de twee foto’s van haar overleden man vergeten mee te nemen. Consternatie. Sander van 11 kijkt verschrikt om zich heen en dochter Bregje (7) begint te huilen. Waarom heeft mama dat nou niet meegenomen? Die twee foto’s van papa (één voor elk kind) zijn nodig voor de herinneringsmuur. “Ze liggen op het tafeltje bij de deur, ik ben ze vergeten!” zegt de moeder en dan beginnen ook bij haar de tranen te lopen.

Verantwoordelijke voor het weekend Leoniek van der Maarel reageert onmiddellijk vol begrip: “Nee joh, helemaal niet erg! Maar kan je ze niet even gaan halen? Oh nee, jullie komen helemaal uit Roterdam, nou, dan maken we gewoon iets heel moois voor papa en dat hangen we dan op de herinneringsmuur, da’s ook goed!”

Maar je ziet aan Leoniek dat ze het eigenlijk even jammer vindt als moeder en kinderen. Die foto’s op de herinneringsmuur zijn belangrijk. Zo’n woord als herinneringsmuur klinkt misschien wat wollig maar alles hier is goed doordacht en heeft een betekenis.

Langzaam druppelt de rest van de 30 vader of moederloze kinderen binnen. Ze zijn nog wat onwennig en stijf en kijken nieuwsgierig om zich heen. Wat gaat er gebeuren? Ja, ze zijn hier om een weekend met andere kinderen door te brengen die net als zij een vader of moeder hebben verloren. Wordt het alleen maar ernstig en treurig?

Het afscheid blijkt voor de ouders moeilijker dan voor de kinderen. Een moeder vraagt bij de deur zachtjes aan een vrijwilligster: “Zorgen jullie wel alsjeblieft goed voor d’r, ze is het dierbaarste wat ik nog heb!”

Stichting Achter de Regenboog organiseert al meer dan tien jaar weekends in een groot oud huis in de bossen rond Apeldoorn. Rouwverwerking bij kinderen en jongeren heet het officieel. Het bespreekbaar maken van gevoelens van boosheid en verdriet om de overleden ouder, broer of zusje.

Leoniek (orthopedagoog en rouwtherapeut) vertelt me: “We hebben een groot gebrek aan geld maar we doen het omdat we merken hoe kinderen ervan opknappen. Horen dat anderen hetzelfde hebben meegemaakt steunt ze enorm. Enkele maanden na het weekend komen we met z’n allen weer bij elkaar en dan horen we dit ook altijd. Door de verhalen van de andere kinderen leer je ook je eigen verhaal beter kennen. Heel anders dan in een individueel therapieproces.”

De 30 kinderen worden naar leeftijd verdeeld in groepjes van zes. Bij elk groepje horen twee vrijwilligers en een eigen, mooi versierde kamer waar alle gesprekken en activiteiten plaatsvinden. In de groepjes met de kleintjes wordt veel getekend en geknutseld en hoe groter ze worden, hoe meer er wordt gepraat. Er gelden ook regels, zoals: als een kind praat luisteren we allemaal; het kind mag ook niks zeggen en ook dan is iedereen stil. Leoniek: “Zo krijgt een kind aandacht. Zo gaan ze dingen herkennen en komen de emoties en verhalen los.”

Ieder kind heeft een knuffeldier gekregen en ik zie een stoer jongetje dat een kleine ingelijste foto van zijn vader vast heeft gebonden aan de pootjes van zijn knuffeldier. De knuffel zal het hele weekend zijn handen niet verlaten.

Lang voor het weekend zijn er gesprekken met de kinderen geweest. De twee vrijwilligers weten veel van “hun” kinderen: wat herinneren die nog van het overlijden, en van wie hebben ze het vreselijke nieuws gehoord? Ook weten ze waaraan de vader of moeder is overleden en of de kinderen afscheid hebben kunnen nemen.

Tijdens de eerste kennismaking in de groepjes vertellen de kinderen waarom ze hier zijn.

Vrijwilligster Hellen: “Martien, kan je vertellen wat er is gebeurd?”

Martien (12) is stil, kijkt naar beneden en begint: “Nou … eh, hij zat al in een rolstoel maar toen ging m’n vader ineens gek doen. Hij had iets in zijn hoofd maar dat wisten wij niet. Toen zei mama dat papa naar het ziekenhuis moest. In het ziekenhuis lag papa in bed met bloed op zijn kussen. Dat vond ik heel vies. Wij moesten toen de kamer uit maar mama mocht blijven.”

Hellen: “Weet je waarom jij en je broertje en zusje niet mochten blijven?”

Martien: “Nee, eigenlijk niet. Het duurde heel lang en toen kwam mama naar buiten en vertelde dat hij een hersenbloeding had gehad. Toen we thuis waren belden ze op en zeiden dat papa dood was.”

(…)

Hellen: “En toen?”

Martien: “Toen ben ik naar bed gegaan maar ik heb niet geslapen. De volgende dag eigenlijk ook niet. Ik ging niet naar school. Mijn moeder huilde de hele tijd. En mijn zusje ook.”

Sander (11) zegt zachtjes dat zijn moeder en zusje dat ook deden.

Hellen: “Carlijn, wat is er bij jou gebeurd?”

Carlijn (12):  (…) “Mijn moeder had een auto-ongeluk en ze was meteen dood.”

Er valt weer een stilte. Er is een voelbare spanning. Als Carlijn zachtjes begint te snikken legt Hellen een arm om haar gebogen schouders. We kijken allemaal naar beneden. Plotseling lijkt iedereen verkouden.

Zo nu en dan gaat de schaal snoep rond en drinken we een kop thee. De kinderen praten over akelige ziektes, ziekenhuizen en moeilijke emoties. De vrijwilligers nodigen de kinderen uit om hun verhaal te vertellen. Wat ze veel doen is het bevestigen van gedachten, emoties en ervaringen. “Ja, dus toen ging papa schreeuwen en dat vond jij afschuwelijk, dat begrijp ik heel goed”. Zonder effectbejag, zonder valse emoties, zonder sentimentaliteit.

Het werkt. De kinderen zie je opfleuren door een luisterend oor, door bemoedigende blikken en troostende woorden. Ze veren op bij al die geconcentreerde aandacht en al dat doorvragen. Luisteren als geneesmiddel.

Het is ook opvallend om te zien hoe de vrijwilligers tijdens het hele weekend op “hun” kinderen letten als een havik. Ook in de grote groep blijven ze op ze letten en geven de kinderen kleine zetjes om onder woorden te brengen wat ze denken of voelen.

 

Na een groot spel buiten in de zon waar je alle kinderen ziet rennen en lachen, bereiden de vrijwilligers de kinderen voor op de kwaadmuur.

Vrijwilligster Nicole in het groepje jongste kinderen (7/8 jaar): “Zijn jullie na de dood van papa of mama boos geweest?”

Dennis (8): “Ja, ik ben boos op de dokter dat hij mijn papa niet beter heeft kunnen maken.”

Bregje: “Ik ben boos op de kanker!”

Dennis: “Ik ben boos op kinderen die ruzie maken met hun ouders, zij hebben ze tenminste nog!”

Nicole: “Wat gebeurt er als je boos bent en je niks zegt?”

Dennis: “Dan krijg ik pijn in mijn buik.”

Bregje: “Ik word dan helemaal warm.”

Nicole: “Iedereen mag boos zijn, het is wel vervelend maar ook nodig, net als verdriet en pijn mag je ook boosheid voelen. Als je boosheid inhoudt is het net als een pingpongballetje dat je in een emmer onder water wil houden. Kijk (pakt emmer en balletje), als je de bal onder water houdt, dan springt het naar boven, zo gaat het ook met boosheid.”

Ze maken een tekening die hun boosheid toont. Bregje schrijft met hanepoten: “ik haat kanker is gemeen”. En Dennis: “stomme dokter ik vermoord de dokter” en “BOOS op de hartaanvallen!” Straks zullen de tekeningen buiten worden opgehangen tegen een grote muur en zullen de kinderen de tekeningen er met veel geschreeuw en gelach af gooien.

Dan zegt Dennis plotseling: “Ik mag best huilen zegt papa, ’s nachts moet ik soms huilen om mama. Soms heb ik stomme dromen.”

Nicole: “Teken dan waar je van droomt.”

Dennis: “Nee, want anders ga ik daarvan dromen! Ken je trouwens Scary Movie deel 3?”

Verschillende vrijwilligers vertellen het me: kinderen rouwen anders dan volwassenen. Ze kunnen het ene moment in tranen zijn, intens verdriet voelen en het volgende moment rennen ze naar buiten om vrolijk schreeuwend te gaan spelen.

 

Iedereen is in de groepjes druk bezig om een kaars te maken voor de kaarsen-ceremonie, het hoogtepunt van zaterdag en misschien wel het weekend.

Vrijwilligster Hellen: “We gaan straks in een grote kring zitten en dan steken we stuk voor stuk een kaarsje aan voor degene die dood is gegaan. Aan het eind is er een hele kring met kaarsjes.”

Sander: “Oh, da’s zeker een mooi gezicht!”

Hellen: ”Ja, nou! Zeg, weten jullie wat emotioneel betekent?”

Sander: “Dat je ineens heel erg verdrietig bent.”

Hellen: “Wil je dan getroost worden?”

Sander: “Ja, ik wil liefst een hand op m’n rug.”

Martien: (schouderophalend) “Ik hoef niet getroost te worden.”

Hellen: “Of zeg je: het kan me niet zoveel schelen of ik wel of niet getroost word.”

Martien: “Ja, het kan me eigenlijk niet schelen. Het is goed als het gebeurt, maar ook goed als ’t niet gebeurt.”

Hellen: “Zullen we de kaarsen gaan versieren?”

Sander: “Ik zet de naam van m’n vader op de kaars!”

Carlijn: “Ik plak er hartjes en glitters op.”

Hellen: “Hebben jullie al bedacht wat je er bij gaat zeggen tijdens de ceremonie?”

Dan komen alle kinderen met hun versierde kaars vanuit de kamers in een lange optocht naar de grote ruimte. Groepjes zitten bij elkaar maar broers en zusjes ook: Sander en Bregje zitten schouder aan schouder. De grote zaal is nagenoeg donker. We gaan op zachte dekens zitten, in een grote cirkel. In het midden staat een aangestoken kaars. De sfeer is ernstig en geladen, iedereen is stil en wacht op de dingen die gaan komen.

Een jongetje steekt zijn kaars aan en zegt met hoge stem: “Ik brand m’n kaarsje voor m’n mama die ik maar vier jaar heb gekend … verder niks.”

Carlijn (steekt ook haar kaars aan): “Mijn moeder was de liefste van de wereld en de beste.”

Naarmate er meer kaarsjes gaan branden, wordt de zaal langzaam maar zeker minder donker.

Sander: “M’n pa maakte veel grapjes en ik ging vaak mee naar z’n werk.”

Bregje: “Omdat hij heel lief was en ik hem nog steeds mis en …”

(stilte)

Naarmate er steeds meer kaarsjes branden, wordt de sfeer steeds meer gespannen, de stemmen klinken zelfbewust, de stiltes worden luider, het lijkt wel of iedereen zich inhoudt.

Plotseling begint er een meisje hardop te snikken en mag het ineens. Hier en daar zitten kinderen te huilen en ik zie hoe Sander zijn zusje onhandig vasthoudt. Hellen heeft haar arm op zijn rug.

 

Wat is verwerken? Ik denk dat het dit is, dit wat ik nu voor mijn ogen zie gebeuren. Deze kinderen hebben baat bij vormen en rituelen: dat ze samenkomen en een ritueel hebben waarin emoties een concrete en herkenbare vorm krijgen.

Ik vraag aan Leoniek of ze tijdens zo’n weekend een verandering bij de kinderen ziet? Leoniek: “De vooruitgang gebeurt intern en de echte vooruitgang zal pas te zien zijn na het kinderweekend. Er worden verschillende onderdelen van het rouwproces aangeraakt, zoals praten over emoties en herinneringen. Die gaan als het ware nu ‘draaien’ en zullen daarna verder draaien.

 

De kinderen eten aan lange tafels friet en appelmoes, het is net een vrolijk vakantiekamp. Rennen, gillen, ping pongen en plotselinge ontluikende vriendschappen. Er wordt geslapen in grote zalen vol houten stapelbedden en in de jongenszaal wordt luid schreeuwend met kussens gegooid. In de meisjeszaal praten ze tot diep in de nacht.

De vrijwilligers zijn zichtbaar doodmoe maar blijven vol aandacht luisteren naar alle verhalen. Meisjes zien in een vrouwelijke vrijwilliger eventjes de warmte van hun overleden moeder en jongens zien hun vader in een mannelijke vrijwilliger.

Een mannelijke vrijwilliger vertelt: “Buiten stoeide ik wat met een jongen en die raakte toevallig met zijn wang mijn ongeschoren wang aan en toen zei dat jong: “oh, dat prikt lekker, net zoals bij papa!”.

 

Nadat alle kinderen zondag aan enkele artsen vragen hebben kunnen stellen over de ziekte van hun overleden ouder, zijn we terug in het groepje en vertelt vrijwilligster Hellen: “Kijk, ik heb hier een ruwe steen, voel maar (geeft het rond), als je niet uitkijkt kan je je hand eraan bezeren, zulke scherpe kantjes heeft de steen. Nou, als je aan iemand denkt kan dat pijn doen, net als deze steen. Maar kijk, ik heb ook deze steen, voel eens hoe glad en hoe zacht die is, net fluweel. Zo kan die nare herinnering worden.”

Hellen vraagt: “Zijn herinneringen leuk?”

Sander: “Nee.”

Hellen: “En herinneringen van toen papa nog leefde?”

Sander: “Ja, dat was leuk maar toen ging het ineens mis, hij kon niks meer, hij bleef alsmaar liggen.”

Hellen: “Wat was de fijnste herinnering met papa?”

Martien: “Eh … de fijnste herinnering dat was toen we op vakantie waren in Tunesië, de laatste vakantie met papa. Hij zat in een rolstoel maar hij kon in het zwembad staan, wel één minuut! Ik snapte best dat hij niet kon staan.” Martien kijkt bang om zich heen en haalt zijn neus op. Zijn onderlip beginnen te trillen.

Niemand zegt wat, ook de twee vrijwilligsters niet. Het is voor de zoveelste keer pijnlijk om mee te maken. Ik zeg streng tegen mezelf: de kinderen zijn hier niet om te ontkennen of er omheen te draaien maar om te benoemen.

Hellen: “Heeft iemand anders nog fijne herinneringen?”

Sander (kijkt helder vanachter zijn natte, aan elkaar geplakte wimpers): “De fijnste herinnering was de laatste keer dat hij straten ging leggen. Ik moest ‘m helpen met stenen tillen. Hij kon het niet meer, maar ik wel. Alleen m’n vader en ik. Dat was de laatste keer dat hij stenen legde. Wel spannend maar niet zo leuk.”

Martien: ”Ik ben de stem van mijn vader vergeten, maar mijn beste vriend zegt dat hij mijn vaders stem nog wel herinnert.”

Hellen: “Wist je ’t nog maar, hè? Denk je dat je z’n stem zou herkennen aan de telefoon?”

Martien: “Ja, ik denk van wel.”

Sander: “Ik herinner me eigenlijk ook niet meer de stem van m’n vader.”

Martien: “M’n beste vriend zei laatst tegen mij dat hij mijn krantenbaantje wel zou willen. Toen zei ik: ik zou wel jou willen zijn want dan had ik nog een vader. Maar mijn moeder zei dat ik later misschien zijn stem wel zal krijgen.”

Hellen: “En vond je dat leuk om te horen?”

Martien: “Ja, dat vind ik heel erg leuk!”

Hellen: “Dus er zijn naast verdrietige ook fijne herinneringen.”

Martien; “Nou, ik vind het best fijn om er over te praten maar ik word er ook best verdrietig om.”

Hellen: “Woede kan verwarrend zijn. Hoe kan je nou boos zijn op iemand die is doodgegaan? Weet je, daar is een woord voor, dat je blij en verdrietig tegelijk kan zijn, dat heet ambivalent.”

Martien: “Jaah, ik ben am-bi-va-lent!” (iedereen lacht door de tranen heen)

Carlijn: “Laatst zei een vriendin dat ze m’n moeder altijd zo knap vond. Dat vond ik hartstikke leuk om te horen!”

Hellen: “Dus zo kreeg jij zomaar een nieuwe herinnering.”

Carlijn: “Ja, raar, hè? Maar tis wel zo. Zij gaf mij een nieuwe herinnering.”

Hellen: “En die herinnering heb je voor altijd. Het is goed om zo nu en dan met je ouder en broers en zusjes over degene te praten die dood is. Dan blijven die herinneringen levend, dat blijft je vader of moeder voor altijd bij je. Het erover praten is misschien wel pijnlijk maar ook weer goed.”

 

Als de ouders hun kinderen op zondag afhalen, worden ballonnen losgelaten. Aan ieders ballon zit een kaartje voor de overleden vader of moeder, broer of zusje. Ik lees een kaartje: “papa, ik mis je heel erg. Ik hoop en denk dat ik later bij je kom, tot dan, x x x, Sander.” Daaronder twee getekende hartjes en in een hoekje erbij gepriegeld: “vergeet me niet.” Een ander kaartje: “papa ik mis je en hou van je. Zul je over ons waken en op ons wachten? Bregje”.

 

François de Waal